FESTIVAL INFO |
SWING 2009 reporter: witteMVS & Michel Preumont (Français) comments: mail
|
FESTIVAL REVIEW |
Net te laat om goed op tijd te zijn. ’s Werelds wegen lijken onherroepelijk en voor eeuwig opengereten. Om ze te verbreden of te versmallen, te verbeteren of zo goed als onberijdbaar te maken, waterleidingen te herleggen, electra en glasvezelkabel en wat weet ik nog voor componenten ondergronds te huisvesten, worden ze omgeploegd om nooit meer dicht te raken. Wordt er immers niet alle dagen iets meer uitgevonden om er nog bij te stoppen ? Een wereldwijde plaag, overigens. Van Aalst tot Zumatocquetl liggen de banen te apegapen. En zo ook tussen mijn officiële en tevens residentiële verblijfplaats en Wespelaar of all places |
FRIDAY AUGUST 21 |
THE BELBOUCHOS (B)
Maar goed, genoeg geklaagd en gezaagd. ‘k Was nog niet fijn ter locatie of onze trouwe Belbouchos vielen met hun “16 Horses” de stal binnen. Het is fijn om te zien dat Frank zich eindelijk centraal is gaan opstellen. Het geeft meer impact aan zijn vocale prestaties. En hoewel ze ten allen tijde een democratische of zelfs anarchistische band zullen blijven : A band needs a frontman. Die moet niet eens alle lakens uitdelen, maar op het podium is een geleidehond nodig. Ondertussen hebben ze die eigen sound wel goed te pakken. Roots blues bij wijlen met scherpe hedendaagse bite, groezelige grunge en de alles overheersende garage attitude. Ik blijf erbij dat in de jaren twintig van vorige eeuw de delta blues van Patton en andere Houses, net zo punkerig agressief klonk, iets wat in latere opnamen voor de Library of Congress of Folkways netjes werd opgeschoond en verteerbaar gemaakt voor naoorlogse ‘vooruitstrevende’ folk-minnende studenten. The Black Keys zijn niet ver, ze interpreteren een nummer van de jongens, maar dat is natuurlijk geen erg. Goede voorbeelden mogen aangehaald worden. Songs als “Yellow Blues”, “Radiates That Charm” en “Doege Doege” zijn op de juiste leest geschoeid. En Ellington’s “Caravan” wordt met elke gig psychedelischer en weirder. Een stevige start. Met The Belbouchos kan je niet misdoen. Misschien blijven ze daarom, na al die jaren, opener op elk festival. Vanwege een té goede faam als kick-of band. Well done, guys !
Il sera 19h20' ,lorque les Anversois placeront leurs premières banderilles ,face à un public pas encore chaud (faut lire: à peine 5 pintjes dans le gosier). SCHEOL DILU MILLER & THE CISCO BLUESBAND (US/I)
Een Jamaïcaanse schone met een Italiaanse band. Dat klinkt als bijna goddelijk in de oren. Een zorgvuldige en vrij lange soundcheck laat het beste verhopen. Die eerste tonen van de driekoppige blazerssectie lokken de reeds zeer talrijke aanwezigen naar de bandstand. En wat veelbelovend van start gaat, zakt na een koppel nummers als een pudding in mekaar. Hoe is dat nu mogelijk. In deze tijden van hoge perfectie. Scheol staat doelloos met haar armen te zwaaien en kan van geen kanten meer overtuigen. De band scharrelt op de achtergrond rond alsof het zijn partituren bij mekaar zoekt. Iedereen staat daar wat los van mekaar te musiceren en op geen enkel moment kunnen ze nog de teugels terug in handen nemen. Een totale teloorgang. Ze raken er niet meer bovenop. Scheol was beter bij haar reggae roots gebleven. Al dubbende had ze dan misschien nog uit het slop kunnen geraken. Achter mij hoor ik zeggen dat ze van geluk mogen spreken dat de tegenvaller die elk festival kent, nu reeds gevallen is. “Daar zijn we al vanaf”. Elders hoor ik zeggen : “Deze miskleun had als eerste moeten geprogrammeerd staan, dan hadden we wat later kunnen komen.” Met vóórkennis klopt deze stelling. Maar als de programmatoren van Swing dit hadden geweten, hadden ze deze band uiteraard niet geboekt. Dat is het risico dat men neemt als men met nieuwe, onbekende bands wil uitpakken. Maar daarom mag men niet laten om vernieuwend uit de hoek te komen. Met één slag te verliezen is men de oorlog nog niet verloren.
Dailù (ou Scheol Dilu Miller) est une immense ( 1m95) nana ,originaire de Jamaïque.Elle quitte Kingston et son reggae pour s'établir chez Berlusconi et se lancer dans le blues /soul/rhythm'n blues.
Dan is het tijd voor de “Queen of the Delta Blues”. Rory is een wandelende encyclopedie van de blues, Delta Blues in ’t bijzonder. Ze is nog steeds de stijve hark van weleer, maar een bijzonder fraaie dan weliswaar. En haar stem is nog wat krachtiger geworden, lijkt wel. Rory steekt van wal met “Crossroads Blues” van Robert Johnson. Een eerste symbool van de blues. Haar set staat er bol van. Ze weerlegt de mythe als zou Johnson zijn ziel verkocht hebben aan de duivel in ruil voor een versnelde gitaarcursus, maar ze speelt alle nummers die de voedingsbodem zijn geweest voor het fantastische verhaal: “Me and the Devil”, “If I Had Possession over Judgement Day” en “Stones in my Passway”. Het stoort sommige festivalgangers dat ze soms wat pedant overkomt. Block vergeet inderdaad soms dat we hier in Europa al heel lang vertrouwd zijn met het (Afro-)Amerikaanse culturele erfgoed, en rijgt de nummers aan mekaar met soms ietwat te lange bindverhalen. Maar het is uiteraard een kniesoor die daarover valt. Ze brengt ook een hommage aan die andere grote blues icoon Son House, aan wie haar laatste CD is opgedragen. “Preachin’ Blues”, “Death Letter Blues” en a capella “Grinnin’ in Your Face”. En van nog een derde tijdgenoot van de vorige twee, Tommy Johnson, speelt ze “Big Road Blues”. Haar eigen nummers, die meestal gefingerpickt zijn en een folky stempel meedragen, worden een ietsje minder gesmaakt door het publiek, alhoewel… Alleen, als ze de vraag stelt : blues or ballad ? verkiest de meerderheid blues. Als illustratie van een meer hedendaags deltanummer spuit ze “I Be Bound” van Muddy Water’s vroege akoestische periode. Ze laat zich makkelijk verleiden tot een bisnummer en geeft gul een bottleneck aan een arme sukkel die erom vraagt van achter de reling. Rory kan het nog en we hebben ervan genoten. Great stuff.
Presque 60 ans au compteur,près de 30 albums, une douzaine d'awards .... et une présence scénique digne d'une teenager! |
SATURDAY AUGUST 22 |
THE HIDDEN CHARMS (B)
Vanwege omstandigheden waar ik geen vat op heb, ben ik te laat op de site. Ik hoor nog de laatste uitstervende noten van The Hidden Charms. Sommigen zeggen dat ze te vroeg in hun carrière dit grote podium mochten betreden en dat de charmes nog te diep verborgen zaten. Ik weet het niet, ik heb dus het recht om te zwijgen en laat hierbij mijn collega aan het woord. Allez-y Freddy !
The Hidden Charms zijn een Belgische formatie met als boegbeeld ‘meester’ Patrick Verhulst die door het schoolverlof :-) zodanig veel tijd heeft dat hij in deze ‘Hidden Charms’ aardig wat tijd kan insteken om materiaal te schrijven. Voor de vocals zijn ze te leen geweest bij onze noorderburen waardoor ze na een bezoekje terug gekomen zijn met Françoise Eier die er prat mag op gaan een degelijk blues stem te bezitten. Het siert de groep dat ze reeds na een fatsoenlijke demo ook een full-cd uit hebben met als titel ‘Let’s Talk It Over’ en daar deze van goede kwaliteit is vinden we het toch wat jammer dat we deze 12bar bluesband niet meer aan het werk zien. Françoise moet met de start van hun set er een aanval van wespen bijnemen, iets waar de barmannen in kunnen bijtreden maar ja het is een pracht van een zomer en tenslotte zijn we in ‘Wespelaar’. Met een mix van covers en werk van de hand van meester Patrick starten ze dit tweede luik van het driedaags ‘gratis’ bluesfestival met heel veel energie, de wespen en de lode zon trotserend. Samen met Patrick is ook smoelschuiver Wim Heirbaut één van de steunpilaren van de Hidden Charms en vervolledigen de rhyhtm sectie met Egbert Spuessen op bass en John Geerlings op drums de band. Misschien met PR een tandje bijsteken want ze verdienen het om zich meer te manifesteren in onze Belgische bluesscene.
THE BLUE BISHOPS (UK)
Deze band is een allegaar van veteranen van de Britse post-bluesboom scene, zoals daar zijn : Argent, The Zombies, The Animals…en Geoff Grange, zanger/gitarist en de jongste zat lange tijd in Bill Wyman’s band. Simon Burrett, lead guitar, slide guitar, zang en stichter van The Blue Bishops gaat er prat op dat ze hoofdzakelijk eigen nummers brengen. Covers doen ze enkel als ze er een heel persoonlijk tintje kunnen aan geven. En dat doen ze zeker, dat hebben we gehoord in hun interpretaties van ondermeer “Do the Hipshake”, “Highway 61”, “Let the Good Times Roll” en “Gimme Some Lovin’”. Hun eigen componeerkunst blijkt uit schitterende nummers als “Credit Card”, tevens de titel van hun laatste CD. Om hun 'job' op Wespelaar tot een goed einde te kunnen brengen hebben ze door omstangigheden beroep moeten doen op een rhytm sectie bestaande uit Chris Hook (drums) die zijn sporen verdiende als mede oprichter van Voyager. Voor de bassklanken deden Simon en Geoff beroep op Steve Rodford die de zoon is van de originele drummer en net zoals zijn vader meespeelde met de 'Zombies' samen met Rod Argent en Colin Blunstone. The Blue Bishops mogen dan geen blues spelen, mede door hun gedrevenheid en eerlijkheid leunen ze er toch heel dicht tegenaan. Het zijn rasmuzikanten die er tot het bittere eind mee zullen doorgaan. En blijft dat op huidig niveau, dan zien we ze graag terug binnen vijf jaar. SAMMY CUBA (B)
Filip Casteels opent zijn set met een stevige “Catwalk”. Het fata morgana van de naaldhakken op het vilt van de kattenloop. Eigenlijk is elk nummer van Sammy Cuba een constante improvisatie. Dat kan, want met een uitgsproken goede rhythm section als de heren Janssens en Geussens, respectievelijk bass en drums, kan dat hoegenaamd niet fout lopen. “How Would I Know” is een zeer sterk nummer van eigen makelij, doorspekt met blues epigrammen. Hij wisselt eigen werk af met kleppers als Leadbelly’s “Staggerlee” en Hounddog Taylor’s “Gimme Back My Wig”, maar niet zonder Sammy Cuba sausje uiteraard. Filip’s gitaarwerk is echter zwaar te verteren voor de niet doorgewinterde freak, kan ik me voorstellen. Daarom vond ik de formule met Big Dave, zoals op Parkblues bijzonder geslaagd. Dat stopt nog wat meer dynamiek in de winkel. Met hun “Boogie”-epos sluiten ze af. “I ask you a fever; see that my grave is kept clean.” Dat vraag ik ook altijd aan die van ons.
CHANTEL McGREGOR BAND (UK)
Als ik van achter de kerk van Wespelaar de eerste gitaar tonen van Chantel McGregor hoor, moet ik onwillekeurig aan SRV denken. Heel even maar, want ze heeft wel een eigen stijl, weliswaar zeer sterk beïnvloed door eergenoemde en door Jimi Hendrix, maar dat mag als je er wat mee kan aanvangen tenminste. Ik rond mijn social talking af op de receptie van de Swing organisatie, waarvoor overigens onze dank, beste organisatoren, en begeef me terug naar het epicentrum van het festival. In gedachten heb ik me al een beeld gevormd van Chantel : een spitse, donkerharige, ietwat arrogante jongedame in strakke lederen broek met gordel en armbanden vol zilveren nagels, met paarse meshen en pearcings en tattoos tot achter haar oren, in grote spreidstand met haar gitaar zwaaiend, krampachtig de verbogen noten uit haar instrument wringend…..??!!!.....niets van dat alles. Voor mij staat een klein blond sproeterig meisje, pretentieloos en met veel gevoel Jimi Hendrix’s “Red House” uit haar Musicman te plukken. ‘Well there's a red house over yonder/That's where my baby stays..’ Ze is gehuld in een lang wit Keltisch gewaadje, en haar haast melkwitte huid is vrij van welk ornament dan ook, zij het gebrand dan wel gepearced. Tussen elk nummer bedankt ze beminnelijk en eerder verlegen het publiek voor het uitbundige applaus dat haar te beurt valt. Het compleet tegenovergestelde van wat in mijn brein was ontstaan. Dit elfje zou je eerder een Ierse harp toebedelen dan een Ernie Ball en een Rivera stack. Maar toch kan ze er ontzettend goed mee uit de voeten. Alsof ze reeds ettelijke tientallen jaren aan keiharde guitar-rock doet, tovert ze ons een aantal standards uit haar zes snaren : “Had To Cry Today” van Blind Faith, “I Can Make You Love Me” van Bonnie Raitt, “Stormy Monday” van T-Bone maar op zijn Clapton’s, “Daydream” van Robin Trower, “A New Day Yesterday” van Jethro Tull, “Miss You Hate You” van Joe Bonamassa, enz…Chantel is een wonderkind met een hemelse gave… of heeft ze ook een pact met de duivel gemaakt voor die befaamde versnelde gitaarcursus ? Laat ik toch maar niet vergeten haar ritmesectie te vermelden, Martin Rushworth aan de drums en Alex Jeffrey op bass.
MARCUS MALONE (US)
Waar de dag van vandaag vele blanken zwarte blues spelen, doet Marcus Malone net andersom. Hij speelt, als onmiskenbare Afro-Amerikaan, blanke blues, bluesrock en zelfs hardrock. Hij roept herinneringen op aan ZZ-Top, Steve Miller, Les Dudek. Zijn stem is zwart maar zingt blank en dat brengt hem dan weer in de regionen van Tommy Castro. Hij kan ook een ballad neerzetten zoals “Red Line Blues Effect”, en swamperige blues als in “Hurricane” en in “Double D”. Zijn gitaarsolo’s klinken ook heel ‘blank’. Mooie solo’s overigens, ten dienste van de song en die je niet de kerktoren injagen. Malone weet tevens hoe een song dient geschreven te worden. Zijn ganse ouevre is zeer gevarieerd en dat laat hij hier vannacht uitgebreid horen. Marcus Malone is een artiest die naar alle festivals kan. En met zijn uitstekende band achter zich gaat hij nog overal pottenbrekend succes halen ook. Meer dan zeer genietbaar, deze Marcus Malone. Who brings him back sooner or later ?
RUBY TURNER (UK)
Ruby heeft haar stem nog steeds op de goeie plaats zitten, en op die manier gaan gospel en spirituals klinken, alsof je die nu al die tijd hebt moeten missen. Zoals zij “Jesus on the Mainline” zingt, geloof je haar onvoorwaardelijk, en je zou al meteen terug naar de kerk gaan lopen. Met “Not That Easy” grijpt ze dan weer terug naar haar profane songbook en het wordt zo mogelijk nog intenser. “Wasted Life” gaat aan onze funky voeten trekken en bij “Come On Over” betrappen we er onszelf op dat we aan het dansen zijn, geöpereerde knie op of af. Ik moet bekennen dat telkens ik ergens op een affiche een dikke zwarte madam zie aangekondigd, ik zoiets heb van “Not again”. Maar als ze dan beginnen te zingen dan ben ik nog vóór het einde van het eerste nummer alweer verkocht. En met Ruby is het net zo. Bedankt Ruby, ik zie je graag terugkomen. Kusjes van mij en van gans Wespelaar. |
SUNDAY AUGUST 23 |
BOB WAYNE & THE OUTLAW CARNIES (US)
Het moet niet steeds intellectueel geleuter zijn, het moet niet steeds wereldverbeterend zijn, maar een klein beetje niveau kan geen kwaad. Er is toch iets fundamenteels met je aan de hand als je geen drie zinnen aan mekaar kan rijgen zonder er zeventien keer fuck, suck, shit en dick in te verwerken. Tussen twee nummers, tot daar aan toe, maar je ganse repertorium aan bindteksten impesteren met deze vierletterwoorden is van het goede teveel. Of denken ze over de plas dat dát nu precies de definitie van alternatieve country is ? Moeten ze nog eens goed naar Steve Earle of Dwight Yoakam luisteren. Los daarvan is de muziek van Bob en zijn Outlaw Carnies best wel te pruimen en bijwijlen kunnen zijn teksten nog wel eens humoristisch uit de verf drogen. Ik heb het nu niet over de dronkemans meezinger “Fuck the Law”, maar bluegrass tunes zoals “Driven by Demons” mogen er best wezen en laten plaats voor het vakmanschap van de muzikanten. Een stand-up bass player met de gebruikelijke standaard tattoos recht uit het stalenboek van de inker. Een uitstekende fiddler smukt het geheel op en tilt het zelfs een niveautje hoger. De telecaster wordt bespeeld door de leadgitarist die precies gedoseerde solootjes inlast en Bob zelf flatpickt zijn akoestische gitaar terwijl hij zingt en schreeuwt. Al met al valt deze ex-roadie van Hank Williams III nog mee, en zijn functie van wekker op deze vroege zondagnamiddag vervult hij met branie. Yeeiihoaw !
C'est sous un soleil de plomb et devant un public clairsemé que les cowboys balanceront leur potion de misfits'country . JILL HILLEGER BAND (B)
Jill kennen we al langer en van haar zangtalent zijn we overtuigd. Ze kan zowel jazz, blues en gospel als rhythm & blues aan en ze laat de benodigde ruimte aan haar muzikanten om het geheel van haar performance recht te doen. Haar sensueel erotische bewegingen over het podium nemen we er graag bij. Ze openen hun show met een nieuw nummer. “Help the Poor” danst over een Billy Jean-beat van wijlen M.J. Een homage of puur toeval ? Volgt “Nighttrain” en het smachtende “You Don’t Love Me No More”. Haar virtuele hit “Sick and Tired” wordt gevolgd door “Blues Lover” en “Lonesome and Dangerous”. Ook een nieuwe ? Of valt deze song me nu pas op ? “Deceptively Yours”..mwaah, mag voor mijn part afgevoerd worden. Met “Lonesome” wordt er gebist, voor zover mijn herinnering reikt. Jill doet het nog altijd goed, ’t zou er nog aan mankeren, zou ze haar talenten vergooien ! Eén ding vind ik zeer spijtig, ze heeft ons dat meesterlijke werkstuk van Van the Man onthouden. “Moondance” wilde ik zo graag als afsluiter. Volgende keer wellicht. Heureux que t'étais de revoir la ravissante Jill , ça faisait un bail depuis Blues oan daa Stoazze, toujours aussi sexy ,Miss Hilleger et une voix chaude ,idéale pour son répertoire jazz/blues/soul/rhythm'n blues.
LITTLE LOUIS BAND (NL)
Little Louis wordt aangekondigd als Neerlands hoop in bange dagen, wat roots blues betreft. En wat hemzelf betreft wil ik dat graag geloven. Ik heb hem al eens gehoord, tien jaar geleden of zo in Peer, maar de herinneringen daaraan zijn microscopisch klein. De eerste gitaartonen leren mij dat deze kleine beunhaas wel eens zou kunnen worden waar hij nu reeds voor versleten wordt boven de Moerdijk. “Nowhere to Run” klinkt goed. Louis Van Empel schrijft zijn songs zelf en zijn nummer “If There Ain’t No Water” heeft het tot de halve finale geschopt op de ‘International Songwriting Competition’ te Nashville. Niet niks toch, als je bedenkt dat o.a. Tom Waits in de jury zit. Maar ook zijn covers mogen er zijn. Zo krijgt “Parchman Farm” een rockend jasje en “John the Regulator” begint a capella gezongen, zoals Son House het voordeed en gaat dan over in een heavier outfit, maar steeds de roots indachtig. Zijn prijsbeest “If There Ain’t No Water” doet hij zonder band, met slidegitaar en de maat stampend op een footbox. Het is inderdaad een sterk nummer dat ook solo met summiere middelen overeind blijft. Een deugdelijke ritmesectie ook met Geurt Engelsman en Gabriel Peeters. Alleen smoelschuiver Aart vander Wulp vind ik wat dunnetjes. Ze hebben ook hun nieuwe CD/DVD meegebracht “Footstompin’ Ground”, een live album opgenomen te Ospel, vorig jaar. Vijftien euro voor de twee items. Dat is geen geld. Als Balkenende de Westerschelde uitdiept, kopen we hem. Petit Louis van Empel nous vient d'Eindhoven et ,ce petit gars au look Buddy Holly/Stijn Meuris a été une fantastique surprise . De l'énergie, du doigté ,une réelle aura de sympathie et un super trio pour l'accompagner.On recommande chaudement.
LOUISIANA RED (US)
Voor een bluesliefhebber is R.E.S.P.E.C.T. niet alleen een meesterlijk soulnummer uit de zestiger jaren, maar tevens een gedragscode naar de oude bluesmeesters toe. We weten allemaal dat het geen muzikale virtuozen meer zijn, maar wat ze betekend hebben voor de blues in het verleden, is voldoende om ze nog op onze podia uit te nodigen. Dat werkt terapeutisch in beide richtingen. Red soundcheckt met een volledige versie van “Midnight Rambler”. Daarna verdwijnt hij van het podium om even later onder luide aankondiging terug op te komen. Hij begint met een aanvraag van een fan, daar in de voorste gelederen. “Turkey Killer” staat sterk. Hij speelt de eerste helft van zijn set op een akoestische gitaar, en dat klinkt het best. Maar na verloop van tijd is dat te zwaar spelen, en hij ruilt ze in voor een telecaster. Hij verliest zich in uitgesponnen maar doorleefde nummers als “It Was a Dream” en “Blues in the Basement”. Als hij op bepaalde momenten niet meer weet waar hij in zijn progressie gebleven is, verdoezelt hij dat met wat bottleneck gewriemel. De virtuositeit is ver zoek in zijn gitaarspel, maar de blues, de emotie is er nog steeds. Deze ouwe Deltarakkers hebben het nooit onder de markt gehad en sterven niet in een bed maar op een bühne. Hoe je het ook keert of draait, je kan ze niet repectueuzer behandelen dan door ze hun ding te laten doen. En negenennegentig percent van de talrijke tijdelijke residenten van Wespelaar hebben dat vanavond begrepen en blijven aan het podium gekluisterd luisteren. Louisiana Red eindigt met een mooi “You Gotta Move”. En een aanhoudend applaus smeekt hem terug. “Shake Your Moneymaker” wordt het definitieve laatste nummer. Vanavond althans. Iverson Minter naît en 1932 , somewhere in Alabama. Il a enregistré presque autant d'albums que le nombre d'années qui est indiqué sur sa CI.
Een rijzige figuur, een nieuwe uitgave van Howlin’ Wolf, qua gestalte. Als Keith Dunn de bluesharp aan zijn lippen zet, is het prijs. Vanaf de eerste verbogen noten. Dit is’m. Hier zaten we dus al die tijd op te wachten. Het volk dat na de set van Louisiana Red was uitgezwermd naar de dranktenten, komt ijlings terug naar voren. Ik had zijn CD “The Blues Alone” al enkele keren beluisterd. Een dijk van een plaat, Keith alleen met zijn stem en zijn mondharmonica. Als je dit leest zeg je waarschijnlijk “bwaof, ’t zal wel gaan”. Als je ze gehoord hebt, fluit je wel anders. Dit is zo één van die albums die aan je ribben blijft plakken. Hij heeft ze uitgebracht in 1998, maar noemt ze nog altijd zijn laatste CD. Allemaal eigen nummers op één na. En op zijn eigen platenlabel DeeTone. Hij produceert voortdurend platen van anderen, zodat er geen tijd overblijft om zelf nog wat op te nemen. Vanavond is hij hier met een band. De namen ben ik u schuldig, niet onmiddellijk opgeschreven toen hij ze aankondigde en maar deels verstaan ook. ‘k Ben hier dan ook al drie dagen. Maar één feit is zeker : ’t zijn prachtmuzikanten. De lead gitarist is de bescheidenheid in persoon, net als Keith trouwens, maar ochot als hij een solootje uit de snaren pincht. De tweede gitarist speelt de begeleiding, vervangt de andere gitarist waar nodig, en doet de baspartijen op de laagste snaren van zijn gitaar en door een octaver gevoerd. Hij begint met het instrumentale “DeeTone Dance” helemaal alleen, zoals op de plaat. De band komt daarna op en zet “So Much Heaven” in, hhmmmhhh so much paradise. Keith Dunn en zijn gitarist doen mij aan de betreurde Sam Meyers denken, in zijn beste dagen, en met Anson Funderburgh aan zijn zij. Dit is blues, de betere Chicago, het geeft je kiekebisch, het overtuigt je om een pact te tekenen met de gevallen engel, om dit ook te kunnen in ruil. Ondertussen blijven we genieten van Keth en band. “Got Love If You Want It”, “Rock Me Baby”, “Trouble”…Ik wentel me in de sfeer, zoals zovele anderen. Keith Dunn is duidelijk zichtbaar gelukkig met de opkomst en kan Swing en zijn bezoekers niet genoeg bedanken “…for having us here” en “…for coming out tonight to see us”. De omgekeerde wereld, wij moeten hem bedanken. Hij was hier al een keer met John Packer in 1992, maar het podium was toen nog kleiner, herinnert hij zich, en de mensen minder talrijk maar even vriendelijk. Met “She’s Gone” als vijfde bisnummer rijft hij een enorm applaus binnen. Iedereen is gelukkig, artiesten zowel als publiek. Keith roept nog dat Wespelaar het beste festival van België is, nee..van Europa, verbetert hij zich. Doe geen moeite , beste Keith, van mij mag je terugkomen, volgend jaar al als het moet. En ik ben zeker dat er ettelijke honderden die er vanavond bij waren, dezelfde mening toegedaan zijn. Nogmaals driewerf voor de Keith en zijn onschatbare band niet te vergeten. witteMVS L'apothéose de ce festival , la cerise sur le gâteau , le blues dans sa splendeur !Rarement vu ,un public aussi enthousiaste et, ce costaud de Boston est la gentillesse même .
|
The Ladies...
and Gents...
and....
Swing... fun for everyone for the living and the dead...
't is maar om te zeggen dat 'Rhythm & Blues at the Attic' verhuist naar Herent... volgende afspraak....natuurlijk op 28 & 29 augustus in Varenwinkel voor... Voodoo Boogie opent stipt om 19.00 in de grote tent.... BE THERE!!! De Jan en zijn Voodoo Boogie gaan er dan al een lap op geven!
|